Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

 

Artikel 37a Loonkostensubsidie
1
Het UWV kan op aanvraag aan de werkgever die met een persoon die recht heeft op een WGA-uitkering waarvan het risico van betaling niet wordt gedragen door een eigenrisicodrager, en die een indicatiebeschikking heeft als bedoeld in het derde lid, een dienstbetrekking, niet zijnde een dienstbetrekking als bedoeld in hoofdstuk 2 of 3 van de Wet sociale werkvoorziening, aangaat of is aangegaan na de inwerkingtreding van de Wet stimulering arbeidsparticipatie, subsidie voor loonkosten verlenen indien de dienstbetrekking een overeengekomen duur van ten minste twaalf maanden heeft. De subsidie kan slechts worden verstrekt indien deze persoon op de eerste dag van de dienstbetrekking de leeftijd van 50 jaar niet heeft bereikt.
2
Indien de dienstbetrekking, bedoeld in het eerste lid, een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek betreft, verstrekt het UWV slechts subsidie indien de derde, in wiens opdracht de persoon die recht heeft op een WGA-uitkering ter beschikking wordt gesteld om arbeid te verrichten, zich jegens de werkgever verplicht die persoon tenminste twaalf maanden arbeid te laten verrichten. Indien de uitzendovereenkomst binnen deze twaalf maanden wordt gevolgd door een dienstbetrekking bij de derde, voor ten minste de resterende duur van de twaalf maanden, kan het UWV op aanvraag aan die derde loonkostensubsidie verstrekken voor maximaal de resterende duur van de twaalf maanden.
3
Het UWV kan van de persoon die recht heeft op een WGA-uitkering vaststellen dat hij in aanmerking komt voor toepassing van het eerste lid, indien het UWV van oordeel is dat met het oog op de inschakeling in de arbeid geen andere voorziening of instrument meer geschikt is. De vaststelling, bedoeld in de eerste zin, geschiedt bij indicatiebeschikking.
4
Het UWV verstrekt de subsidie slechts:
a
indien naar het oordeel van het UWV reële behoefte bestaat aan de arbeid die op grond van de dienstbetrekking, bedoeld in het eerste lid, zal worden verricht en die arbeid geen additionele arbeid betreft;
b
indien er naar het oordeel van het UWV een reëel uitzicht is op continuering van de dienstbetrekking voor ten minste zes maanden na afloop van de periode waarover de loonkostensubsidie wordt verstrekt, dan wel op een op die dienstbetrekking aansluitende dienstbetrekking van dezelfde of grotere omvang voor ten minste zes maanden; en
c
indien ten behoeve van de persoon die recht op een WGA-uitkering in de vijf jaar voorafgaand aan de indicatiebeschikking, bedoeld in het derde lid, niet eerder loonkostensubsidie op grond van dit artikel is verstrekt; en
d
indien de persoon die recht heeft op een WGA-uitkering in de zes maanden voorafgaand aan de indicatiebeschikking, bedoeld in het derde lid, geen werkzaamheden op een proefplaats als bedoeld in artikel 37 heeft verricht.
5
Onder additionele arbeid als bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, wordt verstaan primair op de arbeidsinschakeling gerichte arbeid of het naast of in aanvulling op reguliere arbeid verrichten van werkzaamheden die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.
6
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag of, indien het een werknemer jonger dan 23 jaar betreft, het voor zijn leeftijd geldende minimumloon, bedoeld in artikel 7, derde lid, en artikel 8, derde lid, van deze wet. Het bedrag, bedoeld in de eerste zin, wordt naar evenredigheid verminderd, indien de overeengekomen arbeidsduur korter is dan de normale arbeidsduur, bedoeld in artikel 12 van laatstgenoemde wet.
7
De subsidie kan voor maximaal twaalf maanden worden verstrekt.
8
Indien de persoon die recht heeft op een WGA-uitkering, bedoeld in het eerste lid, ziekengeld ontvangt op grond van de Ziektewet wordt het, naar werkdagen herleide, aan de werkgever verstrekte subsidiebedrag, bedoeld in het eerste lid, verminderd met dit ziekengeld.
9
Indien de dienstbetrekking, bedoeld in het eerste lid, is aangegaan alvorens een aanvraag om subsidie voor loonkosten met betrekking tot die dienstbetrekking wordt ingediend, wordt de aanvraag om subsidie uiterlijk binnen drie maanden na de eerste dag van het verrichten van arbeid ingediend.
10
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel, welke regels betrekking kunnen hebben op:
a
nadere subsidievoorwaarden; en
b
een subsidieplafond.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •